
De hypotheekrenteaftrek moet je niet geleidelijk, maar juist snel afbouwen
De partijen die vóór afschaffing zijn willen dit zeer geleidelijk doen. Maar een stapsgewijze afbouw is onnodig ingewikkeld, juist een snelle afbouw heeft veel voordelen.
Inleiding
In de aanloop naar de verkiezingen voor de Tweede Kamer op 29 oktober is het debat over de hypotheekrenteaftrek weer fors opgelaaid. De hypotheekrenteaftrek is in 1893 ingevoerd als onderdeel van de Wet op de vermogensbelasting. In de loop van de 20e eeuw kwam daar de doelstelling bij om het eigen woningbezit te bevorderen. Inmiddels bestaat ruim 57% van de woningmarkt in ons land uit koopwoningen (figuur 1). Men had de regeling al lang kunnen afschaffen, aangezien het doel is bereikt, en zeker in de periode van extreem lage rentevoeten had dit vrijwel pijnloos kunnen gebeuren. Maar zo is het niet gegaan.
Wat opvalt in het debat is dat veelal wordt gesproken over de kosten van de afschaffing van de hypotheekrenteaftrek. Tegenstanders van afschaffing wijzen op de netto rentelast van huiseigenaren met een woninghypotheek door die afschaffing zal oplopen. De kosten van het bestaan van de hypotheekrenteaftrek blijven vaak onderbelicht. De budgettaire last voor de overheid bedraagt jaarlijks circa 10 miljard euro, ofwel 1 procent van het bbp. Maar er zijn meer kosten – en die worden in het debat zelden of nooit genoemd.
[....]